Zomertijd 

Wie zorgen er in de zomer voor dat vakantiegangers het naar hun zin hebben? Deze week: patrouilleren bij de Reddingsbrigade Bloemendaal.

Het is een mooie, zonnige zaterdag in Bloemendaal. De voorspelde 24 graden zorgen voor een gezellige, maar overzichtelijke drukte op het strand. Het zeewater is 22 graden en hoewel het water vandaag „rustig” is, kan het „altijd gevaarlijk” zijn, zegt Algemeen Strandwacht Commandant Ruud Cloeck (67). Bij de Reddingsbrigade Bloemendaal, waar hij al sinds zijn achttiende vrijwilliger is, weet je nooit hoe de dag gaat lopen.

In de meldkamer van de post, die uitkijkt over het strand, hangen grote schermen die camerabeelden van het strand laten zien. Er is communicatie met collega’s en hulpdiensten. Noodmeldingen komen met een luide piep binnen.

De Bloemendaalse brigade heeft een pool van zo’n vijftig vrijwilligers, die eens in de vier weken een weekenddienst draaien. Vandaag zijn er zo’n vijftien aanwezig, de meesten gekleed in het neongele brigade-T-shirt. Af en toe komen er collega’s langs die geen dienst hebben, „voor de gezelligheid”.

Voor vrijwilliger Marly Disse (14) is het haar tweede zomerseizoen, dat loopt van moederdag tot eind september. „In plaats van dat ik de hele dag thuis zit, ga ik hier het strand op, of lekker varen, en help ik mensen wanneer dat nodig is.” Met medevrijwilliger en vriendin Amber (14) zit ze aan een van de picknicktafels op het balkon van de post. Tot ze aan de bak moeten, praten ze over hun week en scrollen op hun telefoon.

Om half twaalf ’s ochtends moeten twee feloranje boten – een kleine voor patrouilles, een grote voor reddingsacties – van de brigade naar het strand worden gebracht. Marly en Amber lopen richting de garage. Daar moet de trailer vastgemaakt worden aan een feloranje Mercedes pick-up. „Redden jullie dat of moet ik de jongens erbij halen?” vraagt Cloeck. De meiden halen hun schouders op. „Girl power!”, juicht hij.

Als Cloeck en de vriendinnen met auto en trailer het strand op rijden, kijken strandbezoekers nieuwsgierig op. Wanneer spelende kinderen roekeloos voor de rijdende Mercedes rennen, stelt Cloeck de waarschuwende ouders gerust: „Ik heb ze in de gaten hoor.”

„Mijn vriendinnen vinden het grappig dat ik hier vrijwilliger ben”, zegt Marly. „Ze noemen het tijdverspilling. Tja, dat is hun mening. Het is niet alsof ik hier niets doe.” Amber: „We leren hier ook dingen. Iedere zondag krijgen we een cursus over de getijden van de zee, windrichtingen en hoe je iemand uit het water moet redden.”

Zelf hebben ze nog geen echte reddingsactie meegemaakt. „Ik heb eens geholpen bij een zoektocht naar een vermist kind. Er werd toen op het water en op het strand gezocht – ik reed mee in een van de auto’s. Uiteindelijk werd het kind op het strand gevonden.”

Wanneer een kind vermist is, gaan reddingsvrijwilligers de paviljoens langs en in groepjes het strand op, zegt Cloeck. Daarnaast worden er twee of drie auto’s van de reddingsbrigade ingezet, vaak met de ouders als passagiers. „Een kind is meestal na twintig tot dertig minuten weer gevonden.” Als het te lang duurt, wordt een zoekactie op zee op touw gezet. „Maar ik heb sinds 1973 niet meegemaakt dat een weggelopen kind de zee in is verdwenen.”, zegt Cloeck. „De sociale controle op het strand is groot: als iemand een klein kind naar de waterlijn ziet lopen, wordt er altijd ingegrepen.”

Op de boot

„Wie van de mannen wil patrouille varen met Marly en Amber?”, vraagt Cloeck. Omdat de meiden nog geen vaarbewijs hebben, moet een van de oudere vrijwilligers mee. Tim Groenestein (19) en Niels Schaap (16) sluiten zich bij hen aan. Op het strand maken ze de boot los en duwen die gezamenlijk het water in. Als ze tot hun middel in de zee staan, springen ze behendig de boot in.

Wanneer Tim en Niels de motor proberen te starten, slaat die niet aan. Ze bellen met Cloeck, die vanaf het strand toekijkt. Na een reeks vergeefse instructies geeft hij hen de opdracht om terug te keren. Wat blijkt: de accu is leeg. Waarschijnlijk is iemand vergeten de oplader in het stopcontact te steken, zegt Cloeck. Het viertal hijst de boot terug op de trailer.

Nu de accu van de kleine boot leeg is, mogen de vrijwilligers bij uitzondering op de grote boot varen. Die mag officieel alleen bestuurd worden door oudere collega’s met meer ervaring, maar omdat de zee zo rustig is, mogen ze het alleen proberen. „Yes!”, fluistert Marly. De boot is niet alleen groter, maar ook „sneller en comfortabeler”.

De Bloemendaalse reddingsbrigade is verantwoordelijk voor het strand tussen Zandvoort en IJmuiden (7 kilometer) en houdt in dit gebied toezicht op het water tot een kilometer uit de kust. Door te patrouilleren op zee kan er snel gereageerd worden in noodsituaties. Maar vandaag is er niets dat de aandacht vereist. „Zo gaat het eigenlijk altijd”, zegt Tim droogjes, terwijl hij aan het roer staat. Amber: „Laatst hadden we een bal gevonden, die nemen we dan mee.”

EHBO

Suppers, zwemmers, vaarders: voorbijgangers zwaaien graag naar de vrijwilligers op de patrouilleboot, die vrolijk terugzwaaien. Maar wanneer er een boot langs vaart met een naakte man op het zonnedek, kijken Marly en Amber elkaar met een walgende blik aan.

Tim heeft zin in „actie”, zegt hij tegen Niels, die op dat moment de boot bestuurt. De laatste keer dat er tijdens zijn dienst iets gebeurde, was een jaar geleden, vertelt hij. Een omgeslagen zeilboot moest met een reddingsboot naar de kust worden gehaald.

De jongens praten met elkaar over school („op het Luzac kan je praktisch een diploma kopen”), Lowlands en jetski’s. Wanneer Niels de snelheid opvoert tot 51 kilometer per uur, glimlachen de meiden – de andere boot gaat niet zo snel.

Na ruim twee uur willen zij terug naar de post. Tim en Niels zetten hen af en varen nog een uurtje door. Na een douche praten de vriendinnen met hun collega’s over hun vakanties en de grand prix van volgende week. Oudere vrijwilligers vertellen over indrukwekkende reddingsacties uit het verleden.

„Is er iemand die mij kan helpen?” vraagt EHBO-vrijwilliger Saimena van Tiel (27), terwijl ze bij de deur van de gemeenschappelijke ruimte staat. Op de achtergrond klinkt het gehuil van een kind, dat een splinter in zijn voet heeft. „Hij zit echt diep. Ik krijg ’m er niet uit.” Een collega staat op om te helpen. Een halfuur later loopt een vader van de EHBO-ruimte naar het strand. Hij heeft zijn zoontje, rode wangen en natte ogen, in zijn armen: de splinter is eruit.

Vandaag was dat een van de spannendste dingen. Maar zodra er iets gebeurt, komt iedereen direct in actie, zegt Cloeck. Dát is de meerwaarde van de reddingsbrigade: in geval van nood staat iedereen klaar. „De jonge vrijwilligers hebben veel verantwoordelijkheid. Je moet eens zien hoe goed ze meedoen in een noodsituatie. Daar kan ik echt trots op worden.” Het is een van de mooiste dingen aan zijn werk, zegt hij: „Bijna iedereen is hier op jonge leeftijd begonnen. Ik leid de jongelui op, ik zie ze groeien.”

Share This